In het wetsvoorstel ontbreken duidelijke afbakeningen en een uitzondering voor de journalistiek, waardoor journalisten het risico lopen vervolgd te worden voor reguliere journalistieke verslaggeving. De drie organisaties roepen het kabinet op het wetsvoorstel in te trekken zolang het geen heldere definities en waarborgen bevat.
Onvoldoende noodzaak, proportionaliteit en afbakening
Het wetsvoorstel maakt drie uitingen strafbaar:
· Verheerlijking van terrorisme
· Verspreiding van verheerlijkende geschriften
· Openlijke steunbetuiging aan terroristische organisaties
Deze bepalingen komen bovenop bestaande wetgeving tegen opruiing, haatzaaien en groepsbelediging. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) stelt dat beperkingen van de vrijheid van meningsuiting alleen geoorloofd zijn als ze strikt noodzakelijk, proportioneel en duidelijk afgebakend zijn. Dit wetsvoorstel voldoet aan geen van deze criteria.
Gebrek aan afbakening risicovol voor journalistiek
Het wetsvoorstel definieert begrippen als ‘verheerlijken’ of ‘terroristische organisatie’ onvoldoende. Dit maakt de toepassing van de wet onvoorspelbaar en gevoelig voor politieke willekeur.
Journalistieke werkzaamheden zoals het tonen van een vlag van een terroristische organisatie in een publicatie of het afnemen van interviews over aanslagen, zouden strafbaar kunnen worden. Ook bronnen lopen gevaar, omdat het wetsvoorstel opsporingsbevoegdheden verruimt zonder aandacht te schenken aan bronbescherming.
Ontwikkelingen in Europe stemmen niet gerust
Het publieke debat over wat steunbetuiging aan terrorisme inhoudt, laat zien dat opvattingen sterk uiteenlopen: zo wordt in vier Europese landen naar klimaatactivisten verwezen als ‘ecoterroristen’. Ook in de Tweede Kamer verschuift het discours over wat geldt als steun aan terroristische organisaties.
Voorbeelden uit het buitenland tonen het disproportionele risico voor de persvrijheid. Zo werd in Frankrijk journalist Ariane Lavrilleux vervolgd in een antiterrorismeprocedure, omdat zij weigerde haar bronnen te onthullen in een onderzoek naar Egyptische militaire acties.
Gebrekkige motivering van noodzaak tot nieuwe wetgeving
Het kabinet motiveert de noodzaak van het wetsvoorstel met name door een algemene verwijzing naar AIVD-rapporten over radicalisering en online opruiing. Concrete voorbeelden waaruit blijkt dat bestaande wetgeving tekortschiet, ontbreken. In de optiek van de drie journalistieke organisaties is de motivering om de vrijheid van meningsuiting in te perken daarmee veel te gebrekkig.
Oproep om dit wetsvoorstel niet in te dienen
NDP Nieuwsmedia vreest dat het wetsvoorstel een chilling effect veroorzaakt: journalisten en anderen zullen uit angst voor vervolging bepaalde onderwerpen mijden. Dit beperkt het publieke debat en de mogelijkheid van de pers om over de actualiteit en mogelijke misstanden te belichten.
Volgens Free Press Unlimited, NDP Nieuwsmedia en de NVJ is dergelijke wetgeving alleen acceptabel als er:
· Duidelijke en ondubbelzinnige definities zijn van kernbegrippen
· Een journalistieke exceptie wordt opgenomen
· De maatschappelijke noodzaak wordt aangetoond en onderbouwd met feiten
· Sancties en opsporingsbevoegdheden in verhouding staan tot de inbreuk op de vrijheid van meningsuiting.
Zolang aan deze voorwaarden niet wordt voldaan, roepen de drie organisaties het kabinet dringend op het wetsvoorstel niet bij de Tweede Kamer in te dienen.
De consultatiebijdrage van Free Press Unlimited, NDP Nieuwsmedia en NVJ is hier te lezen.