Google in beroep tegen recordboete

Google gaat in beroep tegen de boete van 2,42 miljard euro die het in juni kreeg opgelegd door de Europese Commissie.

Twee maanden nadat de Europese Commissie Google een recordboete van 2,42 miljard euro oplegde, meldt Reuters dat de internetgigant tegen de boete in beroep gaat.
Er volgt nu hoogstwaarschijnlijk een jarenlange juridische strijd.

In juni besloot de Europese Commissie Google te beboeten omdat het bedrijf zichzelf op oneerlijke wijze bevoordeelt met zijn prijsvergelijker Google Shopping.
Volgens de Commissie was er bewijs dat Google zijn eigen prijsvergelijker voortrok in zijn zoekresultaten en concurrenten als Tripadvisor, Expedia en Amazon kunstmatig lager plaatste.

Direct na de beslissing van de Europese Commissie liet Google weten het oneens te zijn met de conclusies en de boete van de Europese Commissie.
Kent Walker, hoofdjurist van Google, schreef toen dat Google consumenten de producten toont die zij zoeken. ‘Dat komt niet doordat wij onszelf of specifieke sites en verkopers bevoordelen, maar dat is het resultaat van hard werken en constante innovatie op basis van feedback van gebruikers.’

Beroep in Intel-zaak verloopt succesvol

In 2009 legde de Europese Commissie Intel een boete op van 1,06 miljard euro omdat de chipfabrikant van 2002 tot 2007 pc-fabrikanten Dell, HP, Lenovo en NEC kortingen gaf voor het exclusieve gebruik van chips van het bedrijf.
Volgens de Commissie drukte Intel daarmee concurrent AMD van de markt. Dit zou nadelig zijn voor consumenten omdat de prijzen van pc’s hierdoor zouden stijgen.

Intel ging in beroep en in hoger beroep tegen de boete en vorige week verwees het Europees Hof van Justitie de zaak terug naar het Europese Gerecht, de lagere rechtbank van het Hof. Het Europees Hof is van mening dat de lagere rechter de feiten onvoldoende heeft onderzocht.

Hoewel deze Intel-zaak wezenlijk verschilt van de Google-zaak, laat het zien dat het niet onmogelijk om boetes voor het overtreden van Europese mededingingsregels succesvol aan te vechten.
Ook lijkt de bewijslast om te kunnen concluderen dat er sprake is van oneerlijke concurrentie, zwaarder te worden.