Wetsvoorstel bronbescherming journalisten

Als het aan minister Hirsch Ballin van Justitie ligt wordt het verschoningsrecht voor journalisten wettelijk vastgelegd.

Op 4 november 2008 heeft hij een conceptwetsvoorstel  voor advies aan verschillende instanties gestuurd. Journalisten konden zich altijd al beroepen op bronbescherming, maar het wordt nu voor het eerst ook in de Nederlandse wetgeving verankerd.

Opvallende zaken

In het wetvoorstel valt een paar zaken op. Zo komt er geen strikte wettelijke omschrijving van ‘de journalist’. Zowel journalisten die beroepsmatig met berichtgeving bezig zijn als bijvoorbeeld bloggers kunnen een beroep op bronbescherming doen. Zolang er maar sprake is van deelname aan het publieke debat.

De rechter kan daarbij wel rekening houden met de vraag of de ethische beroepsregels in acht zijn gehouden, zoals behoorlijk onderbouwen van beweringen, zorgvuldig natrekken van informatie en toepassen van hoor en wederhoor.

De rechter kan het beroep op bronbescherming afwijzen als hij vindt dat bij het onbeantwoord blijven van vragen aan een zwaarder wegend maatschappelijk belang onevenredig grote schade zou worden toegebracht.
Wanneer sprake is van een dergelijk belang wordt niet in de wet zelf beschreven, maar aan de beoordeling van de rechter overgelaten.

Geen regels toepassing dwangmiddelen

Het wetsvoorstel regelt niets over het toepassen van dwangmiddelen (bijvoorbeeld een doorzoeking of inbeslagneming).
De Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ)  en het Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren hadden hier wel om gevraagd. Dit blijft geregeld in een aanwijzing van het College van procureur-generaals

Hirsch Ballin wil wel het aantal dagen dat een zwijgende journalist kan worden vastgehouden bekorten. Het maximum van de totale duur van de gijzeling wordt teruggebracht van 30 naar 16 dagen. De gijzeling mag maximaal zes dagen duren en met hooguit tien dagen worden verlengd.
Tegen de verlenging van de gijzeling kan voortaan hoger beroep worden ingesteld.

Verschoningsrecht essentieel voor journalisten

Als een journalist afspraken rond de geheimhouding van zijn bronnen niet meer na zou kunnen komen, dan zouden deze informatiebronnen om den duur opdrogen. Daarmee is de persvrijheid in het geding.

Een ongehinderde informatiestroom is van groot maatschappelijk belang en de journalistiek is bij het aan de kaak stellen van ernstige misstanden vaak afhankelijk van anonieme bronnen.

Het huidige recht op bronbescherming is niet absoluut, in bepaalde gevallen kan de rechter besluiten dat een beroep op het verschoningsrecht ten onrechte is gedaan.
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de nationale veiligheid in het geding is of als er een einde aan een zeer ernstig misdrijf kan worden gemaakt.

Toch wettelijke regeling

Het heeft er lange tijd naar uitgezien dat er geen wettelijk vastgelegd verschoningrecht zou komen.

De heersende mening  – ook die van de minister – was lange tijd dat er geen noodzaak bestond voor het opnemen van het verschoningsrecht voor journalisten in het Wetboek van Strafvordering.

Er bestond tenslotte uitgebreide Nederlandse en Europese rechtspraak op dit vlak. Omslagpunt was de uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg in de zaak Voskuil.

Vorig jaar oordeelde de Europese rechter dat het Openbaar Ministerie in 2000 grove fouten had gemaakt bij de gijzeling van journalist Koen Voskuil van het dagblad Spits toen hij weigerde zijn bronnen prijs te geven.

In 2006 had het OM wederom soortgelijke fouten gemaakt in de kwestie Mos en De Haas van de Telegraaf. Het Hof stelde in deze zaak dat bronbescherming basisvoorwaarde is voor de vrijheid van meningsuiting.

Na de uitspraak in de zaak Voskuil, die dus pas in 2007 kwam, drong na aanvankelijke twijfels nu ook de NVJ aan op een wettelijke regeling.

De invoering van zware antiterrorismewetgeving na 2001 had er volgens de NVJ toe geleid dat de persvrijheid verder in het gedrang was gekomen. Bronbescherming was weliswaar door de jurisprudentie gegarandeerd, maar een wettelijke regeling zou toch meer gewicht in de schaal leggen.

Een wet heeft tenslotte meer bekendheid bij het publiek en geeft meer houvast, zo redeneerde de NVJ.

De aankomende wet lijkt al met al niet heel veel nieuws op te leveren en lijkt vooral van symbolische waarde. De toekomst zal leren of het voor de Nederlandse rechtspraktijk wat gaat uitmaken.